Mijn 2012, september: dilemma’s van een ZP’er
01 januari 2013Ondanks het feit dat ik in 2012 minder publiceerde op M.I. dan in de jaren ervoor (het totaal zal uitkomen op ca. 500 bijdragen), fungeert het blogarchief nog steeds als handig hulpmiddel voor het opfrissen van m’n geheugen. Wat hield me bezig, het afgelopen jaar? Was er sprake van stagnatie of van ontwikkeling?
Als je er voor kiest onbekende wegen te bewandelen moet je accepteren dat je zo nu en dan rechtsomkeert moet maken, omdat je eerder een wat minder handige of zelfs een verkeerde afslag hebt genomen. Dat dit gewoon hoort bij het grotere proces van de spannende wandeling ervoer ik zelf in september. In die maand vielen verschillende puzzelstukjes op hun plaats en wist ik dat het tijd was om in te grijpen, al had ik er nog wel een paar weken voor nodig om vast te stellen hoe ik dat ging doen. Met bijdragen als De zoekende ZZP’er: van teams kom je niet zo maar los en M.I. Webwerk: loslaten om op te kunnen pakken warmde ik mezelf (en wellicht ook anderen) alvast op voor de koerswijziging en na een paar prima gesprekken hakte ik een maand later de knoop door: ik beĆ«indigde het contract dat ik afgelopen zomer tekende bij bibliotheek Oosterschelde.
Ik hecht er waarde aan om te benadrukken dat mijn beslissing niets had te maken met die bibliotheek als organisatie. Ik ben daar de afgelopen drie jaar buitengewoon goed behandeld en ik werkte er met plezier. Toen ik in 2010 ontslag nam in Middelburg vroeg directeur Jannie van Vugt binnen een week of ik voelde voor samenwerking met haar organisatie. Dat voelde ik zeker. Ik wilde dat wel het liefst als ZZP’er doen maar stemde er uiteindelijk mee in een tijdelijk contract te tekenen, aanvankelijk voor 8, later voor 16 uur. Daar heb ik nooit spijt van gehad. Bij bieb Oosterschelde kreeg ik alle ruimte. Ik vond het een verademing om te voelen dat in die organisatie vertrouwen regeert, in plaats van de prikklok.
Voor de bibliotheek stond 2012 in het teken van een grote reorganisatie, die uiteraard werd gecombineerd met slagen op het gebied van professionalisering. Zo werd ook mijn (digitale) takenpakket, dat nog niet formeel was vastgelegd, een halve formatieplaats (18-24 uur). Ik vond dat een wijze beslissing maar ik twijfelde of ik wel moest solliciteren naar de baan. Als ik wilde blijven samenwerken (en dat wilde ik) moest ik wel, als ik meer tijd en ruimte wilde voor mijn activiteiten als ZP’er (dat wilde ik ook), dan was het niet verstandig. Uiteindelijk tekende ik, maar in de herfst begon het toch te wringen. De combinatie met mooie opdrachten elders deed me beseffen dat ik me niet meer met volle aandacht kon richten op nieuwe en al langer lopende projecten. Tegelijkertijd merkte ik dat de vrijheid en het tempo van die projecten me weer wat gevoeliger maakten voor de administratieve en communicatieve elementen die nu eenmaal bij grotere organisaties horen. Alles optellend concludeerde ik dat het toch beter was om het contract te beĆ«indigen. Wellicht blijkt het achteraf onverstandig te zijn geweest om een zeker inkomen in crisistijd vaarwel te zeggen, maar als ik iets heb geleerd de afgelopen jaren, dan is het wel dat ik me niet moet laten leiden door geld. Van de keren dat ik dat wel deed heb ik achteraf veel spijt gehad. Dat kan ik van de beslissingen vanuit mijn hart niet beweren.
De nieuwe afslag omschreef ik twee maanden later (deels) in de bijdrage De informatiespecialist van morgen is vrij. Dat is mijn visie, maar dan wel een visie die vooral bij elkaar wordt gehouden door hoop. De toekomst is ongewis. In de afgelopen maanden verdwenen klussen uit beeld en doken er nieuwe op. Soms raakt de blik nog steeds vertroebeld door allerlei zaken waarvan je hoopte dat je er als ZP’er niet meer mee te maken zou hebben. Welkom in de grote mensenwereld, vriend.
Ik houd het voorlopig maar op dat oude adagium. “We zien wel, en anders kijken we wel.”
@
Foto Walcherse Boerin in Middelburg: Europeana