clear

zoeken

search

De doffe glans van de familiejuwelen van de CIA

25 oktober 2009

Deze bijdrage verscheen in 2007 reeds op Livre.nl. Deze website is echter niet meer in de lucht. Een paar artikelen heb ik teruggevonden met behulp van Google Cache.

Op 26 juni 2007 gaf de CIA honderden pagina’s vrij met gegevens over de illegale activiteiten van de dienst in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Deze verzameling documenten kreeg de naam ‘Familiejuwelen’. De CIA presenteerde de vrijgave bij monde van directeur Michael Hayden, die daarbij  beweerde dat ‘het verbeterde systeem van inlichtingen dat de jaren zeventig hebben voortgebracht, de CIA een meer solide plek in het Amerikaanse democratische systeem heeft gegeven’. Hayden bezwoer ook dat de CIA de openbaarheid omarmt en dat alles wat de dienst anno 2007 doet, doet om Amerikanen te beschermen, binnen een ‘krachtige structuur’ van de wet en toezicht.

De internationale pers pikte het nieuws snel en vrijwel kritiekloos op en wekte in schreeuwende koppen vaak zelfs de indruk dat de familiejuwelen ook daadwerkelijk nieuwe feiten aan het licht brachten, terwijl de meeste ervan jaren geleden al door verschillende officiële commissies bestudeerd en gepubliceerd waren.

Het is moeilijk te geloven dat een inlichtingendienst, die al zoveel ‘geheime oorlogen’ heeft gevoerd, nu opeens de openbaarheid wil omarmen. Juist in een tijd dat de CIA bijna vrij spel heeft gekregen door de Patriot Act, het Witte Huis straffeloos vijf miljoen e-mails kan zoekmaken. Juist als de CIA keer op keer geconfronteerd wordt met negatieve publiciteit, of het nu gaat om geheime vluchten en detentiekampen, falend optreden ten tijde van 9/11 of de manipulatie van informatie om de oorlog in Irak te rechtvaardigen.
Het moge verleidelijk zijn om je verslaggeving te beperken tot de weergave van de sussende woorden van een CIA-woordvoerder, echt overtuigend maak je jezelf er niet mee. Toegegeven, de misleiding en bedrog zijn te veelomvattend om samen te vatten in een enkel krantenartikel, maar dat rechtvaardigt het nog niet om klakkeloos persberichten over te nemen. Dat is een zwaktebod.

Het moge duidelijk zijn dat de CIA vooral het imago wil oppoetsen door met een spijtbetuiging en de vrijgave van verouderde informatie de sympathie van het volk proberen terug te winnen. Met het louter zaaien van angst is dat immers nog nooit gelukt. Vrijheid van informatie is nu opeens het credo. De documentatie wordt dan ook ontsloten in de ‘FOIA Electronic Reading Room’ van de CIA, een digitale leeszaal die gebouwd is op de fundering van de Freedom of Information Act, de Amerikaanse tegenhanger van onze eigen Wet Openbaarheid van Bestuur.
Door het aanbod ook nog eens te verrijken met tientallen documenten over de politieke besluitvorming ten tijde van de Koude Oorlog wordt inderdaad de indruk gewekt dat de CIA z’n  steentje bijdraagt aan de FOIA. Maar ook die documenten bevatten nauwelijks nieuws. Het is een interessant inkijkje in het verleden van een dienst maar ook echt niets meer dan dat. Bovendien wordt de kritische lezer steeds afgeleid door de vraag in hoeverre de documenten authentiek zijn, wat er is weggelaten of misschien zelfs toegevoegd. Het zou jaren van onderzoek vergen om dat te achterhalen, zelfs als je als Amerikaans burger de moeite zou nemen om jezelf op de hoogte te stellen van al je rechten in dit verband.

Dit alles neemt niet weg dat het beleid en de informatiehuishouding van inlichtingendiensten vaak zeer tot de verbeelding spreken van documentalisten en informatiespecialisten. Zij die het verkrijgen van een zo compleet mogelijk beeld van beschikbare informatie tot hun taken rekenen. Dat komt juist voort uit de schijnopenbaarheid waar sommige overheden zich van bedienen. Het tergt de zucht naar compleetheid van informatie en rechtvaardigt  tegelijkertijd de belangstelling voor informatiebronnen die door velen worden afgeschilderd als onbetrouwbaar en verwerpelijk: de wereld van de complottheorieën, de tegenbewegingen en de achterdochtige journalistiek. 

Je wordt soms voor gek verklaard als je de informatie uit zulke bronnen meeneemt in je afwegingen maar als informatiespecialist zou ik de mensen die die bronnen negeren juist voor gek willen verklaren. Ik denk oprecht dat er meer flarden waarheid zijn te filteren uit het  informatie-aanbod dat daar wordt geboden, dan uit de bronnen die worden gevoed door de betrokkenen zelf.
Een voorbeeld van zo’n politiek incorrecte bron is Serendipity. Een website die door velen niet snel serieus zal worden genomen. Te veel samenzwering, te weinig officiële kanalen. Maar het commentaar op de familiejuwelen van de CIA is toch op zijn minst interessant te noemen, de verwijzingen naar terreurdaden van de dienst ronduit intrigerend.
Natuurlijk, als je echt gaat graven kom je ook hier onjuistheden tegen maar het is ook verbazingwekkend hoeveel ervan klopt. Een website als Cryptome werd niet voor niets het zwijgen opgelegd.

Het grootste bezwaar van dit soort bronnen is dat veel mensen geen tijd of zin hebben om echt te gaan graven. Zij verdwalen in het informatiemoeras. Dus verkiezen zij het eenzijdige beeld dat de massamedia schetsen boven de moeilijk te doorgronden achtergrondinformatie van bronnen die ‘not done’ zijn.

Je kunt het niemand echt kwalijk nemen. Met betrouwbaarheid van informatie heeft het echter weinig van doen. Met de digitale wanorde die David Weinberger beschrijft in zijn nieuwe boek ‘Everything is miscellaneous’ echter des te meer. Er is een transformatie gaande in het denken over informatie en de wijze waarop iedereen die informatie toch zich neemt. Bronnen die door velen niet serieus genomen worden, zijn voor anderen essentieel.

Dat verandert niets aan de waarheid. Het schijnt er een ander licht op.

@

Reageer