clear

zoeken

search

Concept FabLab verdient het om verkend te worden

01 mei 2014

Binnenkort lanceert Frysklab Fab The Library, een leergang rondom FabLabs voor bibliotheekmedewerkers. Een uitgelezen moment om de stand van zaken rondom FabLabs in Nederlandse bibliotheken in kaart te brengen. Waar komen FabLabs vandaan en wat beogen ze? Hebben ze meerwaarde voor en dus ook een toekomst in het Nederlandse bibliotheekwerk?

In januari 2013 besteedde ik voor de rubriek ICT van Bibliotheekblad aandacht aan het fenomeen FabLabs. In het artikel Staan Nederlandse bibliotheken open voor FabLabs? stelde ik vast dat de combinatie FabLabs/bibliotheken in Nederland weliswaar nog in de kinderschoenen stond maar dat het concept minstens verkend zou moeten worden, in ieder geval door grotere bibliotheekorganisaties. Uit de reacties op het artikel bleek dat niet iedereen er zo over dacht. Zo waarschuwde Rob Bruijnzeels bibliotheken in een weerwoord getiteld Absolutely Fabulous FabLabs niet binnen te halen als ‘de zoveelste hippe attractie’, maar er alleen mee aan de slag te gaan als bibliotheekcollecties daarmee gecontextualiseerd en verrijkt worden.

FabLab of Makerplaats
De geschiedenis en oorsprong van FabLabs en Makersplaatsen wordt uitgebreid belicht in de publicatie Makersplaatsen, van de Brabantse Netwerkbibliotheek (BNB) en in het artikel Makerspaces veroveren Nederland , van Jeroen de Boer. Ondanks het feit dat de begrippen geen synoniemen van elkaar zijn worden ze vaak door elkaar gebruikt, waarbij de term FabLab –een afkorting van het Engelse Fabrication Laboratory– vaak de voorkeur krijgt. Er worden ook verschillende definities gehanteerd. BNB definieert het als “een locatie waar mensen met een gedeelde interesse rondom een bepaald onderwerp elkaar kunnen ontmoeten, socialiseren en samenwerken.”  FabLab Enschede houdt het op “een laagdrempelige, openbare, digitaal aangestuurde werkplaats waar iedereen de mogelijkheid krijgt om zijn idee om te zetten tot realiteit: een zelfontwikkeld product”. Misschien nog wel belangrijker dan de definitie van FabLabs is het doel ervan. Jeroen de Boer zegt daarover: “Binnen FabLabs worden ondernemerschap en zelfwerkzaamheid gestimuleerd, waarmee zij informele leeromgevingen zijn om ‘21ste-eeuwse vaardigheden’ (delen,samenwerken, probleemoplossend vermogen en ondernemerschap) te ontwikkelen.

Ze worden vaak lokaal opgezet en geëxploiteerd door non-profitinstellingen. Volgens Fablab.nl, de website van stichting FabLab Benelux, tellen Nederland en België momenteel 34 erkende FabLabs en één FabLabinitiatief. Daarnaast worden er nog zeven initiatieven voor makersplaatsen genoemd die niet specifiek als FabLab worden aangemerkt. De forse groei van het aantal FabLabs in België en Nederland zegt niets over de bekendheid ervan bij het grote publiek, maar duidelijk is wel dat de belangstelling voor ontwikkelingen die er nauw mee samenhangen groot is. Uit nieuwsberichten over activiteiten van FabLabs komt naar voren dat niet alleen het gewone publiek interesse heeft voor de mogelijkheden van bijvoorbeeld 3D-printen; ook de politiek, het onderwijs en de kunstsector beginnen warm te lopen voor de kansen die FabLabs bieden als het gaat om (al dan niet technische) samenwerking, educatie, burgerparticipatie en zelfredzaamheid. Niet ieder evenement wordt door honderden mensen bezocht maar het fenomeen wint wel aan terrein.

Nederlandse bibliotheken
Op bibliotheekcongressen en sociale media valt te beluisteren dat ook Nederlandse bibliotheken zich oriënteren op de mogelijkheden van FabLabs. Zo verkent men het onderwerp in Overijssel vanuit het innovatielab van de bibliotheek Deventer, heeft Doklab Delft het als thema opgenomen in het programma Extreme Library Makeover, nodigde ProBiblio de collega’s van Bibliotheekservice Fryslân (BSF) uit om te komen vertellen over Frysklab voor de ‘Kenniscirkel Mediawijsheid’ en bieden de Zeeuwse bibliotheken de mensen van het regionale FabLab in oprichting ook steeds vaker ruimte tijdens evenementen. Toch zijn er nog niet veel bibliotheken die al daadwerkelijk samenwerken met FabLabs of die er formatie voor hebben vrijgemaakt in beleidsplannen voor de komende jaren. In het rapport Inventarisatie innovatie openbaar bibliotheekwerk van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB), dat in september 2013 werd gepubliceerd, worden slechts drie concrete projecten vermeld: Digilab van de Bibliotheek Midden-Brabant, het project Makersplaatsen van Cubiss en Frysklab van Bibliotheekservice Fryslân. Niet vermeld in het overzicht, maar wel relevant is BiblioLab van de Bibliotheek Flevomeer. De vier projecten hebben raakvlakken, maar kennen ook veel verschillen.

Digilab Tilburg en Bibliolab Lelystad
Digilab van de Bibliotheek Midden-Brabant werd geopend in november 2013. De bibliotheek omschrijft het lab zelf als ‘een fysieke plek waar geëxperimenteerd kan worden met nieuwe media en nieuwe software’. Strikt genomen is het geen FabLab maar dit initiatief, op de eerste verdieping van de Bibliotheek Tilburg Centrum, heeft er wel veel kenmerken van. De bibliotheek omschreef het in een artikel op de site van Bibliotheekblad zelf als volgt: “In het Digilab stellen we computers, netbooks en tablets ter beschikking, voorzien van de nieuwste software. Je kunt er filmopnames maken, (leren) beeldbewerken, er zijn inloopspreekuren voor het gebruik van e-readers en tablets, en voor peuters en kleuters hebben we de Boek-o-Matic (zelf verhalen maken op een tablet). Ook kan men er de magie van onze 3D-printer ervaren.” Binnen het project wordt onder andere samengewerkt met Fablab 013 en, sinds februari van dit jaar, met de stichting Linux Flavourz Education, die inloopspreekuren organiseert rondom Linux en Open Source software.

BiblioLab is een samenwerkingsverband tussen FabLab Dronten en Bibliotheek Flevomeer, dat als mini-FabLab werd geopend in de bibliotheek in Lelystad, in maart 2013. Ook BiblioLab is een kleine digitale werkplaats waar bezoekers zelf producten mogen ontwerpen en maken met behulp van 3D printers. Het lab is twee dagen per week geopend. Daarnaast worden er regelmatig workshops en presentaties georganiseerd, zowel in de eigen bibliotheek als daarbuiten. Zo bezocht het team van Bibliolab in maart 2014 onder meer bibliotheek Zeewolde en een middelbare school in Emmeloord en ontving het samen met het team van Frysklab een groep collega’s uit Zweden die op studiereis in Nederland waren.

Cubiss Makersplaatsen
Ook het project Makersplaatsen van Cubiss kun je niet omschrijven als een FabLab als zodanig. Het project van deze Provinciale Service Organisatie, dat in 2013 van start ging, is feitelijk een verkenningstraject. Het heeft zich ten doel gesteld om ‘concepten die invulling geven aan het concept makersplaats binnen de bibliotheek te inventariseren en er vervolgens mee te experimenteren’. Dat die projectomschrijving ruimte laat voor een brede interpretatie is geen toeval. Jeroen van Beijnen is een van de projectleiders. In een gesprek legt hij uit dat binnen het project Makersplaatsen bewust wordt ingestoken op ‘maken’ in de breedste zin des woords. Het kan betrekking hebben op  dingen die je met een 3D-printer kunt produceren, maar ook op breien of op reparaties, al dan niet in samenwerking met clubs of met de zogenaamde Repair Cafés (gratis toegankelijke bijeenkomsten die draaien om het samen repareren van spullen) die in steeds meer plaatsen worden georganiseerd.

Gevraagd naar de voortgang van het project vertelt Van Beijnen dat de eerste fase van het project, de inventarisatie, inmiddels is afgerond en dat Cubiss in 2014 twee sporen wil gaan volgen. Er zullen experimenten worden gestart in een aantal grotere bibliotheken, waaronder Eindhoven, Den Bosch en Tilburg en daarnaast wordt er geïnvesteerd in de aanschaf van twee bestelwagens, waarmee de benodigde apparatuur voor kleine makersplaatsen door iedere medewerker met een rijbewijs kan worden vervoerd naar bibliotheken in kleinere kernen. De verwachting is dat de bestelwagens in het tweede kwartaal van 2014 in gebruik zullen worden genomen.

De rol van de PSO binnen dit project is vooral faciliterend. Cubiss vindt het nog niet opportuun om nu al permanente fablabs in te richten in bibliotheken. Als bibliotheken daadwerkelijk aan de slag willen met makersplaatsen zullen ze dat zelf moeten doen. Cubiss stimuleert vooral de verkenning van de mogelijkheden en de kennisdeling rondom het onderwerp, en fungeert daarnaast als gids voor mogelijke samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld met regionale FabLabs. Het aantal uren dat de organisatie voor het project heeft vrijgemaakt is beperkt: van Beijnen besteedt er anderhalve dag per week aan. Als projectleider merkt Jeroen dat er veel belangstelling is vanuit de Brabantse en Limburgse bibliotheken, zeker als het gaat om de koppelingen die zouden kunnen worden gemaakt met het bibliotheekwerk voor het onderwijs. Tegelijkertijd voelt hij weerstand. Die weerstand komt, weinig verrassend, voort uit de bezuinigingen waar bijna alle bibliotheken mee te maken hebben. Bibliotheken willen graag meedoen, maar durven het lang niet altijd aan te investeren in diensten die zichzelf nog niet bewezen hebben.

Mede daarom heeft het projectteam gekozen voor een aanpak waarin kennisdeling en kleine experimenten centraal staan. Een voorbeeld van het eerste is de in april 2013 georganiseerde conferentie The Makers Library, die een breed en zelfs internationaal publiek trok. Een voorbeeld van het tweede is het Cookie Cutter Lab, waarin bibliotheekleden leren hoe zij zelf, zonder voorkennis, een object kunnen ontwerpen en fabriceren met een 3D-printer. Cubiss stelt de printer tijdelijk beschikbaar en voorziet bibliotheken zo van een interessante aanvulling op de zogenoemde mediabarren die sinds vorig jaar rouleren in het Brabantse en Limburgse netwerk.

Van Beijnen is zich er van bewust dat Cubiss minder grote stappen maakt op het gebied van makersplaatsen dan de collega’s van Bibliotheekservice Fryslân, maar is desondanks blij dat ze gezet worden. Het thema staat op de kaart, wordt serieus genomen, en door veel collega’s beschouwd als een kans, bijvoorbeeld binnen het traject De Bibliotheek op school. Daar was een jaar eerder nog geen sprake van.

Frysklab van Bibliotheekservice Fryslân
De genoemde initiatieven hebben een kleinschalig en experimenteel karakter  met elkaar gemeen. Ook Frysklab van Bibliotheekservice Fryslân (BSF) heeft een hoog experimenteel gehalte maar onderscheidt zich door de werkwijze en de (inter-)nationale profilering. Frysklab bestaat nog maar anderhalf jaar en bevindt zich in veel opzichten nog in de ontwikkelfase, maar het project wekt de indruk de samenwerking tussen de makersbeweging, het onderwijs, het bedrijfsleven en het bibliotheekwerk al redelijk goed op de rails te hebben. Frysklab trekt het plan breder dan de techniek en het experiment en lijkt zich mede daardoor te mogen verheugen in de warme belangstelling van vele partijen, inclusief particulieren en politici. FryskLab, dat is ondergebracht in een voormalige bibliobus, hanteert op zijn website de volgende projectomschrijving: “Met FryskLab onderzoekt BSF hoe de inzet van een mobiel FabLab binnen de onderwijssituatie bijdraagt aan de creatieve, technische en ondernemende vaardigheden van kinderen en jongeren. Aan de hand van een project met een looptijd van drie jaar worden de praktische inzetbaarheid, implementatie en borging van FryskLab onderzocht en beproefd. Het principe van de Library as Platform vormt de basis voor het project. Deze steeds breder gedragen filosofie betreft de on- en offline bibliotheek als facilitator van informatie-uitwisseling en kennisdeling.” Deze ambities intrigeren en roepen vragen op.

Jeroen de Boer, projectleider en domeinspecialist nieuwe media bij Bibliotheekservice Fryslân, legt uit dat de basis van het succes van Frysklab werd gelegd met het vertrouwen en de vrijheid die het managementteam van BSF hem en zijn collega’s Bertus Douwes en Aan Kootstra gaven. Het projectteam kreeg van meet af aan een vrije rol toebedeeld, met als enige voorwaarde dat andere werkzaamheden er niet onder mochten leiden. Een gevolg daarvan was dat een deel van het werk ook in eigen tijd werd gedaan, maar geen van drieën vond dat erg. Als je met liefde aan een project werkt stop je er doorgaans veel tijd in maar oogst je, als het goed is, ook veel waardering. Zo werkte dat ook met Frysklab. Door ‘bottom-up’ initiatief te tonen ontstonden ‘top-down’ de waardering en het vertrouwen.

Het idee voor Frysklab leefde eind 2012 al, maar pas een jaar later kreeg het initiatief de officiële status van FabLab van Stichting FabLab Benelux. Dat het langer duurde dan gehoopt werd onder meer veroorzaakt door het feit dat Frysklab zich genoodzaakt zag alternatieve routes naar financiering te bewandelen. Een culturele subsidie van de Provincie Friesland bleef uit, omdat het project moeilijk te plaatsen was voor betrokken ambtenaren. Het projectteam concentreerde zich daarom niet meer alleen op de wens om de leemte op het gebied van FabLabs in Friesland op te vullen, maar ging ook kijken hoe het project een (deel)oplossing zou kunnen bieden voor een aantal provinciale uitdagingen, waaronder het ontwikkelen en behouden van talent, het stimuleren en aanjagen van ondernemerschap en creativiteit, de moeizaam functionerende banenmotor, het creëren van ontwikkelingskansen voor kinderen en het terugdringen van de hoge diplomaloze uitstroom van jongeren uit het onderwijs. Dat werkte.

Door te anticiperen op problematiek waarmee de politiek zich geconfronteerd ziet werd draagvlak gecreëerd. De Gemeente Leeuwarden stapte vroeg in en financierde de bus, de Provincie Friesland en anderen partijen volgden later. Zo stelde stichting Pica geld beschikbaar voor de ontwikkeling van een linked open data kennisbank voor FryskLab en SNS REAAL voor de ontwikkeling van een specifiek lesaanbod voor jongeren. Sindsdien lijkt het project zich in een stroomversnelling te bevinden. Jeroen informeert  geïnteresseerden op zijn blog Rafelranden trouw over alle activiteiten van het projectteam. Hij is nauwelijks bij te houden. Nu eens staat men met de bus in Brabant of de Randstad, dan weer spreekt Jeroen over het project op een congres in binnen- of buitenland. Op die manier wordt het experiment gecombineerd met een slimme vorm van marketing.

Het team werkt ondertussen hard aan de ontwikkeling van drie doorgaande leerlijnen voor het onderwijs, rondom de thema’s watertechnologie, duurzame energie en de creatieve industrie. Tegelijkertijd wordt gezocht naar aansluiting bij het HBO en wordt er overlegd met potentiële partners.  Frysklab neemt daarmee weliswaar deels de rol van het onderwijs over, maar het onderwijs is blij dat de bibliotheek er het voortouw in neemt. Ook dat schept weer draagvlak en vertrouwen.

Frysklab heeft ook subsidie ontvangen van SIOB om de opgedane kennis over te dragen aan andere bibliotheken.  Samen met De Heer Projecten wordt de leergang Fab the library! ontwikkeld, die zal bestaan uit een introductie-, een strategie- en een hands-on module. Omdat de leergang pas vanaf april 2014 wordt aangeboden valt er nog niet veel te zeggen over de animo van bibliotheken maar de verwachting is dat die er zal zijn. Collega van Beijnen van Cubiss hoopt in ieder geval dat mensen uit zijn regio er ook aan deel kunnen nemen. Jeroen de Boer hoopt dat uiteraard ook, maar heeft het voorlopig veel te druk om zich daar zorgen over te maken. Hij vertelt dat Frysklab onlangs ook werd bezocht door leden van de Tweede Kamer die zeer geïnteresseerd zijn in de mogelijkheden van het concept, dat hij werkt aan de afronding van een presentatie in Denemarken en dat hij ook nog een artikel over Frysklab mag schrijven voor het Handboek Informatiewetenschap van Vakmedianet.

Facilitator
Het antwoord op de vraag of bibliotheken nu wel of niet aan de slag zouden moeten gaan met FabLabs luidt hetzelfde als in januari 2013: “Misschien past een FabLab niet bij iedere bibliotheek, maar het concept verdient het zonder meer om verkend te worden, zeker door de wat grotere bibliotheekorganisaties.” Ik denk oprecht dat de genoemde voorbeelden aantonen dat er voldoende kansen liggen. Het heeft weinig zin om, zonder plan of samenhang, willekeurig 3D-printers neer te zetten in bibliotheekvestigingen, maar dat betekent niet dat er niet geëxperimenteerd kan worden. Je kunt met relatief weinig middelen, in samenwerking met lokale partijen, klein beginnen, of je dat nu doet om geleidelijk op te schalen of om publiek en medewerkers in de gelegenheid  te stellen zichzelf over deze ontwikkelingen te laten informeren. Dat de technologie in combinatie met visie, formatieplaatsen en werkvrijheid ook kan leiden tot de dwarsverbanden waarnaar de politiek op zoek is, wordt aangetoond door Bibliotheekservice Fryslân. Daar vallen opeens veel puzzelstukjes op hun plek en krijgt de bibliotheek de sleutelrol die zij zo graag wil vervullen, zowel binnen de gemeenschap als op het gebied van kennisdeling. Dat is niet alleen belangrijk voor bibliotheken; de klant of bezoeker heeft er ook veel baat bij.

Dat vindt ook Ella Hueting, voorzitter van Stichting FabLab Benelux. Zij beschouwt bibliotheken als ideale partner voor FabLabs omdat ze een enorm bereik hebben en als geen ander in staat zijn tot de bundeling, ontsluiting en verspreiding van kennis. Zodra zij 3D-printing als voorbeeld neemt begrijp je waar ze op doelt. Nu draait het nog vooral om de techniek en ligt het nog deels buiten het bereik van de consument, maar de techniek wordt snel goedkoper en laagdrempeliger. De nadruk zal uiteindelijk komen te liggen op de kennisuitwisseling rondom de ontwerpen en toepassingen in plaats van op de technologie. Nu al duiken regelmatig kunstenaars en designers op bij workshops in bibliotheken, om te ontdekken wat de ontwikkelingen kunnen betekenen voor hun vakgebied. Bij die zoektocht naar kennis op fysiek locaties, in alle hoeken van de samenleving: daar is de bibliotheek toch de facilitator en gids bij uitstek? Wie daar niet in gelooft moet het in januari verschenen rapport Bibliotheek van de toekomst, van de commissie Cohen er nog maar eens op naslaan.

@

Dit artikel verscheen ook in Bibliotheekblad, Nr 5, 2014.
Foto: Martin de Jong

2 Reacties

  1. JoG schreef:

    Die link onder Ella Hueting lijkt niet de juiste !? Welke wil(de) je plaatsen ? Twitter: @ellahueting, haar blog: Creatieve Verbindingen of bijvoorbeeld naar haar LinkedIn profiel ?

  2. Dank je Joost, dat was misgegaan inderdaad. Wilde verwijzen naar het weblog!

Reageer op Edwin Mijnsbergen