clear

zoeken

search

Als een god, tien dagen

01 juli 2009


Grotere kaart weergeven

Een maand of twee geleden overwogen we nog om de vakantie dit jaar door te brengen op een of ander zonnig eiland maar omdat we niet al te lang vrij waren, en omdat zo’n vliegtrip ook zo z’n nadelen heeft, kozen we er uiteindelijk voor om met de auto naar Frankrijk te gaan. Daar was ik blij om. Het was voor mij, als liefhebber van de Franse taal en cultuur, namelijk alweer even geleden dat ik het land bezocht.

Terugkijkend kunnen we stellen dat we een kleine en gemotoriseerde variant van de Tour de France hebben gereden. Mijn bescheiden rijervaring werd in tien dagen aangevuld met 3000 kilometer bergweg en Frans stadsverkeer. Om die ervaring op te doen in een auto die van alle gemakken is voorzien was een genot.

We begonnen de reis met een vlotte maar door helse Ardennenbuien geteisterde zondagsrit. Na weer opgedroogd te zijn in het grauw ogende Noord-Oosten van Frankrijk besloten we de eerste nacht door te brengen in Dijon. We vonden een hotel in het oude centrum, pal naast de stadsbibliotheek. Dat hotel zag er goedkoper uit dan het in de praktijk bleek te zijn.

Toen we door de stad kuierden, op zoek naar een restaurant, verbaasden we ons over het feit dat alle straten waren afgezet. Het leek wel of men een feestje verwachtte. Dat bleek inderdaad het geval te zijn; binnen twee uur liep het centrum vol met duizenden mensen, die met flessen drank in de hand de tientallen bands die opeens overal waren opgedoken kwamen bekijken. Van jazz tot death metal, van opera in een zijstraatje tot techno op de pleinen: het bleek een feest van nationaal kaliber te zijn: la Fête de la Musique. Erg leuk natuurlijk maar op een deinende en schuifelende mensenmassa zaten we op dat moment niet echt te wachten. Na een puik diner zochten we de hotelkamer op, keken vanuit daar nog een uurtje neer op de kotsende en tegen monumentenpanden zeikende passanten en vielen als een blok in slaap.

Op dag twee reden we via een tolweg naar Valence. Daar vervolgden we de weg via de Route National. We genoten van de schoonheid van het Drômelandschap, stopten hier en daar om ons
te laven aan regionale lekkernijen en eindigden de dagrit in het plaatsje Die.

Die was om zeven uur ‘s avonds morsdood. Voor het diner konden we alleen nog terecht in een pizzeria die er uitzag als een slechte shoarmatent in een buitenwijk van Rotterdam. Gelukkig zegt de inrichting van een zaak niet altijd iets over de kwaliteit van de keuken: de pizza was ‘formidable’. Later die avond leerden we dat Die zo doods was omdat het een dorp is dat twijfelt tussen toerisme en een traditioneel bestaan. De jeugd, met uitzondering van een groepje bohemiens en punkers, is weggetrokken, veel winkeltjes staan leeg. Dat is de doodsteek voor de liefde van verwende en volgevreten hollanders zou je denken. Dat bleek echter niet het geval: de meeste medetoeristen waren landgenoten. Misschien heeft dat iets te maken met de herkenbaarheid van de plaatsnaam?

Wij vetrokken ‘s ochtends in ieder geval zonder enige spijt uit het eenvoudige maar sympathieke
hotel. Tijd voor een rit over de binnenwegen, tijd voor een rit naar de Provence.

Die rit herinnerde mij eraan waarom ik altijd een beetje verliefd ben geweest op Frankrijk. Glooiende landschappen, woeste rotsformaties, slingerende bergwegen. De Provence heeft alles in zich. Onderweg wezen we het mij onbekende Aix-en-Provence als volgende bestemming aan. Daar wilden we wel eens rondkijken…en misschien zelfs overnachten.
Toen we na de noen de stad binnenreden wisten we meteen dat we er zouden blijven; de stad is zo mediterraan als het maar zijn kan en sloot ons, ondanks de hoge temperaturen, meteen in haar armen. Veel oude gebouwen, veel verkeer, veel bedrijvigheid. Die drukte werd echter ruimschoots goedgemaakt door de boulevards met prachtige plantanen en fraaie fonteinen én door de sfeer die de met veel mooie mensen bevolkte terrassen uitstraalden.
Op een gewone dinsdagavond waanden we ons in een stad die nimmer slaapt. De volgende dag om negen uur ‘s ochtends bleken al die terrassen inderdaad alweer vol te zitten en was iedereen alweer druk aan het winkelen. Dat geeft toch een extra dimensie aan de eerste hap van je croissant. Het was een vorm van ontbijten die je in een plaatsje als Die niet snel zult aantreffen.

Op dag vier reden we naar Hyères, een mooie maar ‘afgebladderde’ stad. Klassieke
architectuur laat zich er verdringen door moderne. Het stadscentrum bleek op zes kilometer van de kust te liggen. Toen we die kust wilden verkennen namen we een verkeerde afslag en belandden in een oerlelijke haven. Van de schrik volgden we de kustlijn nog verder om via een knappe set haarspeldwegen in het bloemrijke Bormes les Mimosas terecht te komen en uiteindelijk weer in Hyères. Omdat het inmiddels avond was geworden besloten we daar de nacht dan maar door te brengen. Tijdens de slechte maaltijd besluiten we dat de kust ons nauwelijks kan boeien. Hier heeft het toerisme een circus van het land gemaakt. De prijzen zijn hoog, de obers zijn kortaf. Ook dat is de Provence. We vinden dat we richting Avignon moeten gaan.

Als we die oude stad een dag later naderen hebben we opeens geen zin meer in stadshectiek en oude gebouwen. We willen boompjes en watertjes. Vlindertjes en frisse lucht. We rijden daarom door naar de Ardèche, om daar op zoek te gaan naar een meer dat naamloos op onze landkaart staat. Onderweg genieten we opnieuw van het woeste en groene landschap en picknicken we net iets te vaak. Aan het eind van de middag staken we daarom ons reisgeraas bij een ander meertje dan gepland, bij het vreemd rustige plaatsje Le Lac d’Issarlès. Daar betrekken we het vijfde hotel, dit keer met een groot dakterras met uitzicht op de weiden van het plateau. We lachen als we merken dat de duurste kamer hier nog niet de helft kost van een klein hok in Dyon of aan de Côted’Azur. We lachen ook als we het diner krijgen voorgeschoteld: vijf likkebaardend lekkere gangen voor een schijntje, inclusief appéritif en fles toprosé. De Ardèche is zwaar ondergewaardeerd, vinden we.

Toch vertrekken we de volgende ochtend. Het hotel is volgeboekt voor het weekend en het is maar half zonnig. Dat stimuleert de zwemlust niet. We besluiten daarom richting Puy te gaan maar daar eenmaal aangekomen bedenken we ons en rijden naar Clermont-Ferrand in de Auvergne. Ook daar stellen we de plannen opnieuw bij. We rijden naar de Puy de Dôme.

Er volgt een tocht van vijf uur over steile slingerweggetjes, langs meren en rivieren, langs groeven en door kloven. We zien meer natuurschoon in een middag dan normaliter in een half jaar in Nederland. De rit eindigt uiteindelijk in Le Mont Doré, een plaatsje waarvan we niet weten of we het nu mooi vinden of niet. Het is vergane glorie dat de klok slaat. Je ziet vele Grand Hotels die gebouwd zijn aan het einde van de negentiende eeuw, (La Belle Époque) afgewisseld met ‘nieuwbouw’ uit de jaren zeventig van de twintigste. Dit gecombineerd met de tijd van het jaar, het Franse laagseizoen, geeft het geheel het desolate karakter van een Zeeuwse badplaats in de winter. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat mensen hier in de winter voor hun lol komen skieën.

Toch heeft het desolate ook wel wat. Soms is ‘lekker leeg’ precies wat een mens nodig heeft. Dat het tourisme nog niet echt vat heeft kunnen krijgen op het Centraal Massief blijkt uit het feit dat de hotels ook hier relatief goedkoop zijn. Daarom laten we de Chambres D’Hôtes wederom voor wat ze zijn en parkeren we onze lome autolichamen in zo’n Grand Hotel. Voor 60 euri kan je dat niet laten schieten…Eigentijdse luxe in een gedateerd jasje is fijn, het uitzicht op de straten die ooit druk waren -of zullen zijn- is prachtig. Daarom kiezen we ervoor om een extra dag te zoemen op deze vergulde berg.

Een dag later rijden we richting Orléans maar we zwichten op de valreep voor de verlokkingen van Parijs. We belanden bij toeval in een hotel in de wijk Bercy, nabij Bercy-Village. Die wijk blijkt niet alleen verrassend levendig te zijn; de bijna tropische temperaturen zorgen ervoor dat het Parc Bercy bevolkt wordt door vele blije en uitgelaten Parijzenaars. Er speelt een bandje, er wordt gesport en gedold, er is een groot skatepark: de goede vibe is besmettelijk. Bijzonder tevreden rollen we ‘s avonds laat de koffer in.

Op de laatste dag kopen we een dagkaart voor de metro en struinen we door de stad. Maar het is verlammend warm. Tegen de avond zijn we gesloopt. We kunnen het nog net opbrengen de Nationale Bibliotheek (naast Bercy) met een bezoekje te vereren maar we zijn niet onder de indruk. Het is een kil en grotesk gedrocht. We besluiten dat het mooi is geweest, genieten van ons laatste Franse avondmaal en zoeken dan vermoeid onze kamer op in de wetenschap dat we een dag later naar huis zullen gaan.

Le voyage pour moi, ce n’est pas arriver, c’est partir.
C’est l’imprévu de la prochaine escale,
c’est le désir jamais comblé de connaître sans cesse autre chose,
c’est demain,
éternellement demain.

-Roland Dorgelès-

@

11 Reacties

  1. Welcome back! door je verhaal krijg ik alleen nog maar meer zin om op vakantie te gaan!! haha en bedankt!! ;o)

  2. JoG schreef:

    Heerlijke reis. Fijn om even mee te mogen reizen. Dank je.

  3. festina lente schreef:

    Nice! Ardèche is bij mij ook een favoriet. Jullie hadden nog kunnen gaan kanoën….

  4. Daan schreef:

    En ondanks jouw fraaie verhaal trekt Frankrijk me nog steeds niet. Volgend jaar doe je maar weer een nieuwe poging!

    Daan (vertrekt morgen maar weer eens naar Londen -alsof mensen daar nooit genoeg van krijgen- voor de Blur reünie @ Hyde Park)

    Ps: Leuk dat je er weer bent 🙂

  5. biebblogger schreef:

    Ben een anglofiel, die dit jaar naar Frankrijk gaat. Trouwens, vorig jaar Normandie en nu alweer? Geen idee waar we terecht komen, hangt ook van weer af. Welkom terug. Romke

  6. Anoniem schreef:

    Vet Rokken man!
    Lijkt me heerlijk daar.

  7. Ach ja, Frankrijk, Engeland, stilzitten of actief vakantie vieren: het is maar waar je los op gaat toch?

  8. kuipje schreef:

    Het lijkt of je weken met vakantie bent geweest! Wat hebben jullie veel gezien, geweldig. Vind Frankrijk ook heel mooi, maar Schotland staat nr. 1, dat wordt het dit jaar!

  9. Schotland lijkt me ook prachtig. Tijdens de vakantie hadden we het daar ook nog over. Het weer is dan natuurlijk wel een risicofactor maar ik vermoed dat die highlands heel veel goedmaken, wat dat betreft.

    Veel plezier alvast!

  10. boesje schreef:

    Ik raak ook niet onder de indruk van dat land. Gelukkig lopen er hier op het werk ook genoeg Fransen rond. Maar de Frans van afgelopen zaterdag op Graspop is de beste Frans die ik ken. "Ik Zech je toch" 😉

  11. @boes: ieder zo zijn voorkeuren, nietwaar?
    Frans Houjejasaan 🙂

Reageer op kuipje