clear

zoeken

search

Blurring après la lettre

23 april 2016

In 2016 doen vijf Zeeuwse gemeente mee aan de proef ‘mengvormen Horeca en detailhandel’, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Die mengvormen worden ook wel aangeduid als ‘blurring’, of als branchevervaging. Het komt erop neer dat veel ondernemers graag ook producten en diensten zouden willen verkopen die wet- en regelgeving nu verbiedt. Denk aan een kaaswinkel die een wijnproeverij wil organiseren, of aan een cafe waar ook kunst wordt verkocht. De uitkomsten van het experiment zullen worden gedeeld met Staatssecretaris van Rijn, als hij eind 2016 de huidige Drank- en Horecawet evalueert.

Ook in het geval van deze proef zijn er voor- en tegenstanders. Ondernemers die jarenlang hadden te maken met allerlei regeltjes en bijbehorende kosten vinden het niet eerlijk dat ondernemers uit andere branches in zekere zin mogen concurreren zonder aan die regels te hoeven voldoen. Dat is begrijpelijk, en daar zouden overheden een vorm van compensatie voor moeten vinden. Maar tegelijkertijd beseffen ook zij dat er veel is te zeggen voor de ondernemingsvrijheid zoals die bestond in het tijdperk van vóór al die regeltjes.

Hoe zag dat er dan uit? Welnu: de Drankwet werd ingevoerd in 1881. Uit een telling van de Gemeente Middelburg bleek dat de stad het jaar daarvoor de nu onvoorstelbare hoeveelheid van 195 ‘tapperijen’ telde, op ruim 16.000 inwoners. Maar die tapperijen waren niet allemaal cafés zoals wij die nu kennen. Ook in sommige winkels werd alcohol geschonken en soms was een ‘bierhal’ niet meer dan een veredelde woonkamer. Tegelijkertijd waren cafés meer dan horecagelegenheden alleen. Het waren echte ontmoetingsplekken, zoals herbergen dat in de eeuwen ervoor ook waren. In herbergen kon je eten, drinken en overnachten, maar de zaken fungeerden vaak ook als locatie voor kooplieden en notarissen. Er werden huizen en landbouwgronden geveild, maar er werd ook kleding verkocht, of medicijnen. Op de sites van Veere Dronk en Middelburg Dronk wemelt het van de oude krantenadvertenties die dat illustreren.

In de latere cafés en koffiehuizen zag je zulke nevenactiviteiten nog lang terug. Er zijn talloze voorbeelden, ook in Middelburg. Rond 1900 adverteert de voorloper van café De Reutel, het Volkskoffiehuis, regelmatig met het aanbod aan hoeden en andere kleding. Eigenaar Izaak Pauwe runde in hetzelfde pand ook een tabakszaak. In Sint Joris, de voorloper van Café Bommel, was het op donderdagen een komen en gaan van Walcherse boeren die achterin de zaak hun geldzaken kwamen regelen. Vertegenwoordigers van banken en andere instellingen hielden daar gewoon kantoor. Bij de buurman, kruidenier Dronkers, werden hun vrouwen in een achterkamer verwelkomd met koffie en thee, om bij te komen van de reis naar de hoofdstad. Een stukje verderop was café De Koophandel, voorloper van Seventy-Seven, dé verzamelplaats voor bodediensten. In advertenties werd de zaak net zo makkelijk als ‘bestelhuis’ aangeduid.

Ik ga hier niet beweren dat het vroeger allemaal beter was, maar duidelijk is wel dat mengvormen altijd heel normaal zijn geweest. En zo voelt het nog steeds. Loop Robuust op de Markt maar eens binnen. Dat is, behalve een koffiebar, ook een platenzaak en barbier. Heel modern maar tegelijkertijd ook ouderwets. En daarom dus hip. Je zou het met een knipoog blurring après la lettre kunnen noemen.

@

Deze bijdrage verscheen eerder in de rubriek Kroegpraat, van de Middelburgse & Veerse Bode.

Reageer