clear

zoeken

search

De staat van Openbare Bibliotheken in Nederland 2009

25 april 2012

In de nieuwsbrief van de Vereniging van Openbare Bibliotheken wordt verwezen naar een rapport dat een schat aan informatie over Nederlandse Openbare Bibliotheken bevat:

Het ministerie van OCW heeft een onderzoeksrapport gepubliceerd over de financiële structuur van het openbaar bibliotheekwerk. Het 53 pagina’s tellende rapport betreft een basismeting op de drie overheidsniveaus over de jaren 2001-2009, de periode die lag tussen de start van de bibliotheekvernieuwing in 2001 en het afsluiten van het charter eind 2009. De meting moet fungeren als basis voor verder onderzoek. Voor de val van het kabinet stond het onderzoek voor de 16e mei op de rol bij de vaste kamercommissie voor OCW, samen met de actualisering van de bibliotheekwetgeving.

We gaan aan rapporten tenonder“, riep ik ooit. Daar blijf ik bij. Dat neemt niet weg dat sommige rapporten bijzonder leerzaam zijn. Dat geldt ook voor dit rapport. Ondanks het feit dat het alleen gebaseerd is op cijfers tot 2009, vind ik het opmerkelijk hoe weinig bibliotheken verhoudingsgewijs uitgeven aan digitaal, in een digitale wereld. Dat relativeert voor mij de ophef over de kosten van de digitale bibliotheek behoorlijk. Je kunt natuurlijk wel vraagtekens zetten bij de wijze waarop het geld wordt uitgegeven (lees die ene brief in PDF maar eens!) maar dan nog: het valt best mee toch, t.o.v. fysieke diensten? Ook handig is het om de staat van de OB’s terug te lezen in een enkele A4:

“Nederland telt in 2009 171 openbare bibliotheken met 1.031 vestigingen. Behalve via de vestigingen vindt dienstverlening plaats via een veertigtal bibliobussen en 471 servicepunten met een beperkte dienstverlening (onder andere in buurt- en verzorgingshuizen).

Kernfuncties van de lokale bibliotheken zijn: de basisbibliotheek als warenhuis van kennis en informatie, centrum voor ontwikkeling en educatie, encyclopedie van kunst en cultuur, inspiratiebron van lezen en literatuur en podium voor ontmoeting en debat. Lezen/leesbevordering, leren en informeren vormen nog
steeds de core business van bibliotheken. Dit krijgt onder meer gestalte via het uitlenen van fictie (literaire romans, thrillers, romantische boeken, science fiction, jeugdboeken), non fictie (bijvoorbeeld boeken over tuinieren, maar ook wetenschappelijk werk) en verschillende geluidsdragers (cd’s, dvd’s, cd-roms en
dergelijke).

Toch hebben zich tussen de kernfuncties het afgelopen decennium duidelijke verschuivingen voorgedaan. Zo is het aantal leden en uitleningen de afgelopen jaren teruggelopen, al liet 2009 een groei van de ledenaantallen zien. De ontmoetingsfunctie heeft aan betekenis gewonnen mede door toepassing van nieuwe inrichting- en presentatieconcepten, vooral bij bibliotheken die fors in nieuwbouw hebben geïnvesteerd. De bibliotheek wordt daar ook steeds meer een openbare ‘browseplek’ voor cultuur en informatie. Dienstverlening via de digitale bibliotheek is in opkomst.

De sector heeft een groot publieksbereik. In totaal zijn ruim vier miljoen Nederlanders lid van een openbare bibliotheek (=24% bevolking). Van de jeugd tot en met 17 jaar is 59% lid, van de volwassenen 15%. In totaal worden jaarlijks 74 miljoen bezoeken afgelegd. Bestuurlijk gezien is de openbare bibliotheeksector sterk gedecentraliseerd. Kort gezegd zijn gemeenten verantwoordelijk voor de instandhouding van de
lokale bibliotheken, provincies voor de 12 Provinciale Service Organisaties (PSO’s) die lokale bibliotheken ondersteunen en voor de Wetenschappelijke Steunfunctie Bibliotheken, en het Rijk voor de doelmatigheid, samenhang en innovatie van het stelsel op landelijk niveau (stelselverantwoordelijkheid).

Wettelijk is er niet veel over de sector geregeld: de Wet Specifiek cultuurbeleid kent slechts enkele summiere bepalingen over het openbaar bibliotheekwerk. Mede daarom werden beleidsafspraken tussen gemeenten, provincies en het Rijk de afgelopen jaren in convenanten en een charter vastgelegd. Aan aanpassing van de wetgeving wordt gewerkt. In de sector gaat in 2009 circa € 533 miljoen aan subsidies om. Veruit het grootste deel (84%) is afkomstig van gemeenten.”

Het volledige rapport is te vinden op Rijksoverheid.nl.
@

Reageer